Drie begrippen staan centraal in een beschrijving van de financiële positie: structureel begrotingsevenwicht, weerbaarheid en wendbaarheid van de begroting.
Structureel begrotingsevenwicht
De berekening van het structureel begrotingsevenwicht gaat een stapje verder dan het overzicht waarmee dit hoofdstuk begint. In dat overzicht beschouwen we alle baten en lasten bij elkaar, zonder onderscheid te maken tussen structureel en incidenteel. Bij het opstellen van de begroting kijkt Ede bij het toevoegen van een nieuwe jaarschijf en het wegen van beleidsambities en knelpunten of structurele lasten gedekt worden door structurele baten. Het BBV adviseert om dit expliciet te laten zien in een overzicht. Dit overzicht is opgenomen in bijlage 1D. De conclusie is dat we voor de begroting 2021 en meerjarenraming 2022 een begroting hebben die voldoet aan de vereiste van structureel evenwicht. In lijn met de gepresenteerde meerjarenraming gaat dit niet op voor de laatste twee jaren uit de meerjarenraming.
Weerbaarheid van de begroting
Kengetallen | bedragen x € 1 miljoen | ||||||||
Ratio weerstandsvermogen | R 2017 | B 2019 | R 2018 | B 2020 | R 2019 | B 2021 | B 2021* | Norm | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
A. Beschikbare buffers | 56 | 40 | 53 | 45 | 49 | 52 | 45 | ||
B. Nodig voor opvangen risico's | 28 | 37 | 26 | 38 | 33 | 39 | 39 | ||
Ratio (A/B) | 2,0 | 1,1 | 2,1 | 1,2 | 1,5 | 1,3 | 1,2 | > 0,8 | |
R = rekening, B = begroting | |||||||||
* = Na verwerking effecten uit hoofdstukken 2, 5 en 6 |
bedragen x € 1 miljoen | |||||||||||
Algemene reserve 31-12 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Programmarekening | 28 | 34 | 35 | 24 | 21 | 20 | |||||
Prognose begroting 2021 | 20 | 17 | 19 | 20 | 18 | 16 | |||||
Norm: Bodem van € 10 miljoen in het laatste jaar van het meerjarenperspectief |
De weerstandsratio scoort in 2021 met 1,2 een voldoende. Een voorzichtige trend is zichtbaar van twee effecten die elkaar versterken in het verloop van de ratio. Bij elke begroting en rekening wordt het risicoregister geactualiseerd. Tussen de schommelingen door zien we een beweging dat het risicoprofiel van de gemeente toeneemt, ondanks dat achterliggende oorzaken van jaar op jaar verschillend kunnen zijn. De toename van risico’s ten opzichte van een half jaar geleden ten tijde van de programmarekening is voornamelijk ingegeven door de gevolgen van corona, waaronder die op het grondbedrijf en algemene uitkering. Terwijl de risico’s toenemen, zien we dat de werkelijk beschikbare buffers die daar tegenover staan om deze op te vangen, afnemen.
Met deze begroting blijft de algemene reserve ongeveer op het niveau van de afgelopen jaren, zeker als we in beschouwing nemen dat in de laatste twee jaren van de begroting gerekend wordt met een tekort van € 2 miljoen per jaar: Verwachte rijkscompensatie sociaal domein die we in dit financieel beeld voorfinancieren uit de algemene reserve.
Wendbaarheid van de begroting
Kengetallen Programmabegroting 2021-2024 | In % | |||||||
Programmabegroting 2021-2024 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | Norm | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Programmarekening | 2019 | |||||||
Netto schuldquote | 65 | 75 | 68 | 76 | 81 | 73 | ||
Gecorrigeerde netto schuldquote | 45 | 54 | 50 | 61 | 64 | 56 | < 100 | |
Solvabiliteitsratio | 27 | 20 | 21 | 19 | 18 | 18 | > 20 | |
Structurele exploitatieruimte | -2 | -1 | 1 | 0 | 0 | -2 | > 0 in laatste jaarschijf meerjarenperspectief | |
Grondexploitatie | 34 | 28 | 27 | 22 | 19 | 18 | ||
Belastingcapaciteit | 90 | 87 | 88 | 88 | 88 | 88 |
De solvabiliteit voor de begroting is voldoende maar daalt in de meerjarenraming net onder de 20% grens, zonder echt in elkaar te zakken. Hier horen twee aandachtspunten bij. De eerste is dat de bovenstaande kengetallen zijn berekend met de cijfers vóór de verwerking van de voorstellen in hoofdstuk 2, 5 en 6 en de vorming van de reserve voor cofinanciering. Zeker in de eerste jaren telt zo’n reserve mee in het eigen vermogen en telt positief door in het kengetal. De tweede is dat het college bewust de keuze heeft gemaakt om de eerdergenoemde beschikbaar gekomen middelen van € 15 miljoen in te zetten voor Ede. Het lost een aantal knelpunten op, intensiveert een aantal beleidsambities en anticipeert op een multiplier bij cofinanciering. We zien namelijk dat zowel Rijk als Provincie ten tijde van deze crisis zinspelen op het beschikbaar stellen van middelen onder voorwaarde van cofinanciering door gemeenten. Een alternatieve beleidskeuze is het om de beschikbare middelen toe te voegen aan de algemene reserve om daarmee de weerbaarheid van de begroting te versterken en de wendbaarheid te vergroten.
Zolang de gemeente het huidige beleid rond de grondexploitaties voortzet, worden met het vorderen van de tijd projecten afgerond, daalt de boekwaarde van de projecten en wordt het kengetal lager.
De betekenis van de daling van het kengetal Belastingcapaciteit is dat de lokale lasten in Nederland gemiddeld harder stijgen dan die in Ede. Als de trend van afgelopen jaren zich voortzet, dan is het waarschijnlijk dat de ‘kloof’ blijft groeien. We beschikken niet over toekomstcijfers van Nederland om dit in een getal uit te kunnen drukken.